Skip to content

Mijn haar is een statement

Poedel! Vogelnest! Kroeskop! Permanentkop!
"Wat zit je haar wild!"
"Vannacht lekker bezig geweest?"
"Je hebt het zeker heel warm met dat haar."


Altijd opmerkingen. Altijd een oordeel. Terwijl mijn haar juist isoleert: koel in de zomer, behaaglijk in de winter. Je moest eens weten.

"Kam je het weleens?"
"Heb je het getoupeerd?"
"Wat een bos!"
"Gebruik je wel verzorgingsproducten?"
"Het voelt zeker heel stug en hard?"


JA, ik gebruik conditioner. En maskers. En ik kan er gerust een halve fles olijfolie in gooien zonder dat het vet wordt.
En NEE, het voelt super-zijdezacht. En nee, jij mag er niet aankomen: blijf met je vieze fikken van mijn haar af en ga weg met je ongevraagde advies.

"Mooi hoor, maar ikzelf zou het niet willen."
"Kan je het niet gewoon kort knippen?"
"Ik wou dat ik jouw haar had..." (vaak gezegd door oude tantes met grijs, kort permanentje).
"Iedereen met krullen wil liever steil."


NEE. Dat wil ik helemaal niet. Tijdens mijn twee zwangerschappen werd mijn haar steil. Steil haar, dat wil zeggen: een gebrek aan krul. De eerste keer was een schok. Alsof mijn hele identiteit verdween, tegelijk met de transformatie naar ‘moeder’. Ik voelde me verloren. Bij de tweede wist ik gelukkig: de krullen komen terug.

Als kind had ik licht slaghaar. Pas rond mijn negende werd het écht krullerig. Niemand wist wat ermee te doen. Ikzelf ook niet. Ik was de enige met krullen in het gezin en vroeg me soms serieus af: hoor ik er wel bij? Iets met de melkboer?
Pas op mijn zestiende, tijdens een familiereünie aan moeders kant, zag ik ineens waar het vandaan kwam. Dat moment staat me nog helder bij. En dat zegt genoeg.

"Veel klitten zeker?"
"Lang bezig ’s ochtends?"


Juist niet. Elastiekje erin, klaar. Mijn haar is fantastisch praktisch.

En dan die vraag bij de kapper: "Waar kom je vandaan?"
Ehm… gewoon, uit Nederland. Kaaskop. Alsof krullen per definitie exotisch moeten zijn.
Naar de kapper gaan was toch al geen feest. Altijd werd de schuld bij mij gelegd: ‘droog en pluizig haar’. Ja, hallo, het groeit zo uit m’n hoofd. En altijd te kort geknipt, want niemand houdt rekening met de decimeters die mijn haar inkrimpt bij het drogen. Krullen knippen is niet eens onderdeel van de kappersopleiding. Discriminatie, als je het mij vraagt.

Tegenwoordig zijn krullen 'in'. Mijn hele tijdlijn op de socials zit er vol mee. Mensen zijn nu openlijk jaloers. Voor zwarte vrouwen met kroeshaar is het een statement: groot en trots. Ik vond het destijds zó jammer dat Michelle Obama haar haar steilde. Een vrouw met macht, een rolmodel.

Maar er is hoop. Thank god: De Krullenkapper. Drie maanden wachttijd. Daar krijg je de tijd om je verhaal te doen. Daar word je gezien. Behandeld als een kroonjuweel. Een paradijs vol mensen met krullen, waar je juist géén uitzondering bent. Waar soms drie kapsters tegelijk aan je hoofd werken. Waar ze vinden dat je écht een proteïnebehandeling nodig hebt.

En dan naar buiten lopen.
Hoofd omhoog, letterlijk en figuurlijk je haar loslaten.
Niet alleen omdat je haar geweldig zit.
Maar omdat je gezien bent.
Omdat je er mág zijn.
Niet ondanks je haar, maar dankzij.

De tekening, de fiets en het venijn van een opmerking

Als zesjarig meisje stond ik eens op het podium van Theater Orpheus in Apeldoorn. De volle zaal lachte me hard uit. Een man, zittend op een kinderfietsje, had me net gevraagd of ik wist wat ik had gewonnen.
"Kleurpotloden!" antwoordde ik.

Het fietsje waarop hij zat, had ik niet gezien. Het podium, de felle lichten en die man alleen al waren spannend genoeg. Die middag was er een groot, vreemd feest in het theater georganiseerd door de RABO bank: volwassenen spraken veel, en kinderen werden één voor één naar voren geroepen om cadeautjes in ontvangst te nemen. Mijn broer en andere kinderen kregen kleurpotloden. Teleurgesteld had ik al een paar keer aan mijn moeder gevraagd waarom ík niets kreeg. Ik wilde naar huis, vond dat we veel te lang op die rode stoelen zaten.

En toen werd opeens mijn naam geroepen.

Marjan Krijgsheld.

Op het podium.

Ik had met mijn tekening een fiets gewonnen! Een Sparta-fiets, het is Apeldoorn, natuurlijk was het een Sparta.

Ik liet mijn fiets trots zien aan een meisje verderop in de straat en vertelde dat ik hem had gewonnen met een tekening. Haar moeder, met een scherpe toon, zei iets wat ik tot op de dag van vandaag nog hoor:

"Dat heeft je moeder zeker getekend."

Mijn moeder was tekenjuf.

Mijn kinderbrein sloeg op hol. Ik was in shock, kon geen woord meer uitbrengen. Hoe kon ze dat zeggen? Hoe kon ze dat denken? HOE KAN DAT? Zó oneerlijk. Zó gemeen. Een moeder, een volwassene, die zoiets suggereert!

Ik hield van tekenen en had een landschap met vissen gemaakt. Toen het klaar was, vond ik het niets. De vissen vooraan waren veel te groot uitgevallen. Ik wilde het niet insturen. Mijn moeder dacht daar anders over. Waarschijnlijk zag ze een mooie, wilde, vrije tekening en stuurde hem tóch op naar de Rabobank tekenwedstrijd.

En ik won.

Oefenen in het onthouden van mooie dingen

Het schijnt dat we negatieve ervaringen beter onthouden dan positieve. Een overblijfsel uit de oertijd, zodat we snel konden reageren bij gevaar. Tegenwoordig is dat mechanisme minder nodig, maar het blijft actief.

Om fijne dingen vast te houden, moet je meer moeite doen. Ik heb me voorgenomen dat te doen.

Dus bij deze:
Ik ben blij dat ik toen een fiets heb gewonnen met een tekening. Het past bij mij. Toen al werd erkend dat ik vrij en autonoom schilder en teken. Ik ben een kunstenaar. Ik paste later ook perfect op de Hogeschool voor de Kunsten.

De volgende stap in mijn voornemen ‘moeite doen met het onthouden van goede dingen’ wordt mijn academietijd. Ook die verdient het om positief herinnerd te worden, ondanks sommige docenten die er een sport van maakten om je huilend en onzeker achter te laten bij hun beoordelingen.

Maar goed, dat is een verhaal voor de volgende keer.
Back To Top